Bepalende succesfactoren bij adoptie
- Hebben de mensen die de honden aldaar uit het asiel verzorgen kijk op hondengedrag (bijvoorbeeld; herkennen ze stresssignalen, of vinden ze elke hond ‘lief’?)
- Hoe screent de stichting op honden die naar Nederland komen en op welke basis besluit een stichting welke hond voor adoptie in aanmerking komt. (Gaat het om gedrag, behoefte van de hond, zoals een mankement, ziet er leuk uit op het plaatje?)
- Is er kennis over bepaalde rassen (soms heel specifiek voor een land) en hun rasgebonden eigenschappen (zoals waken of jagen)?
- Welke informatie verstrekt de stichting aan de adoptant over de hond?
- Komt de hond eerst in een opvanggezin en welk gedrag laat hij daar zien?
- Het gedrag dat een hond in een overvol asiel of het harde straatleven laat zien, kan anders zijn dan in een huiselijke omstandigheid. In het algemeen zijn de straathonden goed gewend aan veel prikkels (drukte, herrie), zijn ze gewend aan andere honden, maar hebben ze soms slechte ervaringen met mensen opgedaan. In een asiel zijn de honden, vooral als ze er al sinds puppytijd zitten, wel gewend aan honden en mensen, maar zijn ze minder gewend aan de andere indrukken die bij het leven van een huishond horen.
- Welke verwachtingen zijn er aan de kant van de adoptant, heeft men oog voor het feit dat een hond uit het buitenland met ‘een rugzakje’ komt? Kan men verwachtingen bijstellen? Geeft men de hond de tijd om te wennen?
- Hoe is de begeleiding/opvoeding van de hond door de adoptant, wil men werken aan problemen, eventueel met professioneel advies?