Adoptability – Is die buitenlandse hond wel geschikt voor adoptie?
Verschillende werelden
Het zijn twee zulk verschillende werelden. De ene wereld waarin een hond doorgaans erg vertroeteld wordt en als gezinslid wordt gezien, en de andere wereld waar de hond vaak een hard bestaan leidt en hij moet oppassen voor mensen. Ik kom uit de ene wereld, en heb 12 jaar ervaring in de Buitenlandsehondenwereld, als fostergezin en in de fondsenwerving voor een sterilisatieproject, en sinds enkele jaren woon ik in die andere wereld, in Roemenië, en stuur ik honden ter adoptie naar Nederland.
Standaardvraag in Nederland: ‘mag ik ‘m aaien?’. Standaardvraag in Roemenië: ‘Bijt ie?’.
Alhoewel ik ook jaren heb rondgereisd in Roemenië, heb meegedraaid met sterilisatieprojecten, en al het nodige had gezien, is het dagelijks geconfronteerd worden met dierenleed sinds ik er woon iets wat er stevig inhakt. Soort van mentale mishandeling voor een dierenliefhebber. Ik heb nog nooit van mijn leven zoveel dode honden gezien (dood door veel verschillende redenen, aanrijding, gedumpt, ziek, etc). En dan heb ik het nog niet eens over het beeld van straathonden, kettinghonden, loopse teven die door roedels honden worden belaagd, zoveel ziektebeelden die ik nog niet kende, en vooral veel, heel veel puppies. En - vloek – wat gaan er daar veel dood van (ongeveer 80%).
Met één been in de ene wereld, en één been in de andere wereld, hoe kijk ik aan tegen de geschiktheid van een buitenlandse hond voor adoptie?
Eerste selectie
In Roemenië maken de ‘rescuers’ (de mensen - doorgaans vrouwen - die de honden van straat oppakken) een keuze of de hond geschikt is voor adoptie. Soms wordt er niet eens nagedacht over ‘adoptability’, de hond is in nood, dus moet er een oplossing voor gezocht worden. Als zij nooit in een Westers land zijn geweest, is het voor hen heel moeilijk voor te stellen waar een hond aan zou moeten voldoen. Voor hen is het volstrekt normaal dat een hond een lage, afwachtende houding vertoont, en meer afkeer heeft van mannen. Een straathond is immers gewend om een steen naar zijn kop te krijgen of om een schop te krijgen. Leren lopen aan de lijn? Zindelijk maken in huis? Leren spelen met een balletje? Dat zit niet in het standaardrepertoire van de doorsnee rescuer omdat hun wereld heel anders is. Ook is er minder zicht op wat wel/niet snel wordt geadopteerd. In Nederland gaat in het algemeen jong, handzaam maatje, en fluffy vachtje sneller, terwijl de rescuer rustig de grote, zwarte hond met argwanend en waaks karakter op transport wil zetten. De bereisde, door de westerse wol geverfde rescuers hebben gelukkig een breder, meer westers, wereldbeeld gekregen.
Rassenkennis
In Nederland missen een deel van de organisaties juist het zicht op het land waarmee ze samenwerken. Nooit geweest, nooit gezien hoe mens en hond daar samenleven, en al helemaal geen sjoege van de inheemse rassen. Die schattige bolletjes wol zouden namelijk wel eens kunnen uitgroeien tot een kuddebewakersras, of een mix er van, en groot, waaks en zelfstandig van aard zijn. Ze horen het op te kunnen nemen tegen beren en wolven op zelfstandige wijze. Het zou tot aanbeveling strekken als de stichtingen zicht hebben op de nationale rassen van het land waar ze mee samen werken. Bijvoorbeeld van de Karakachan in Bulgarije. En in Roemenië betekent dat kennis nemen van de Ciobanesc Romanesc Mioritic, de Ciobanesc Romanesc Carpatin, de Ciobanesc Romanesc de Bucovina en de Ciobanesc Romanesc Corb. (Ciobanesc Romanesc betekent Roemeense herdershond). En als je dan een Bucovinapup (die 70/80 cm hoog kan worden en een serieuze waakhond is) laat adopteren door mensen die op een appartement zitten, dan is er toch echt iets fout gegaan, en ja, die moet dan herplaatst worden.
Of je leest deze advertentie: ‘Deze hond is vermoedelijk een Kaukasische Herder. Hij is enorm groot en pas 8 maanden. Het is een grote lieve pluizenbol, een enorme grote goedzak. Echt een schat!’
Nou, dat klinkt werkelijk als ‘adoptie-materiaal’. Not.
Gaan voor de perfecte match
Een goede stichting kiest dus in de eerste plaats zorgvuldig uit met welke rescuers ze samenwerken, om tot een goede selectie van honden te komen. Zie je bij bijna al hun honden staan dat ze leuk en lief zijn, dan kan dat betekenen dat ze hun werk uitstekend doen, en halen ze geen zeer angstige of agressieve honden naar Nederland. Maar het kan bij een prutorganisatie betekenen dat ze maar wat doen, en de hond niet erg eerlijk beschrijven.
De adoptant gaat echter niet vrijuit, die zou zich meer moeten gaan opstellen als mondige consument, en niet zomaar alles geloven. Zo vertelde iemand me over zijn geweldige hond, die, waar hij achteraf pas achter kwam, van een stichting kwam met een bedenkelijke reputatie. Vooraf op internet googelen is dus aan te bevelen. In het algemeen geldt: hoe meer vragen er over en weer worden gesteld, ja, je zou haast zeggen hoe moeilijker het is om aan die hond te komen, hoe beter de match gemaakt kan worden.
In het consumentenrecht heeft de verkoper een mededelingsplicht (ook verborgen gebreken noemen) en heeft de koper een onderzoeksplicht, zo zouden buitenlandsehondenorganisaties en adoptanten zich ook moeten gedragen.
Rugzakje met aanleg en ervaringen
En toch, dan komt die hond naar Nederland, misschien op supergoede wijze bemiddeld, misschien was het meer geluk dan wijsheid, of zelfs de methode ‘inladen en verkopen die handel’, dan komt het toch aan op de individuele hond en de individuele begeleiding.
De hond komt aan met een rugzakje met daarin een mix van erfelijke aanleg en opgedane ervaringen. Een hond heeft een genetische aanleg voor het doel waarvoor hij bestemd was (waken, jagen, hoeden, ongediertebestrijding, gezelschap, noem maar op). Met de mengelmoesjes van buitenlandertjes weet je uiteraard niet altijd wat er in zit.
Wat minder bekend is dat een angstige moeder ook angstige pups kan krijgen, ze zijn dan al genetisch belast, dus niet alleen door ervaringen getekend. Kennis over de fascinerende epigenetica (invloed van omgevingsfactoren op het genetisch materiaal) zal de komende jaren zeker groeien. Ik verwacht dat er in het nature-nurture debat een middenweg zal ontstaan, het is én aanleg én opgedane ervaringen.
Vrijheid blijheid?
Hoe sterk aanleg kan zijn, zag ik in een nestje van vier pups die bij een stationnetje werden geboren. Twee kortharige en twee fluffy pups waren het. De kortharige pups hadden een open karakter, de twee fluffy’s bleven schuw, ook na een periode van voeren. Een kortharig teefje werd uitgekozen voor adoptie, het kortharige reutje bleef daar. Ik stuur liever teefjes naar Nederland vanwege de ongewenste voortplanting, en de Roemenen kiezen juist reutjes, precies om dezelfde reden. Kort daarna werden er twee pups vergiftigd, het kortharige reutje en een fluffy teefje. Spijtig, spijtig. Het fluffy reutje groeide uit tot een schitterende hond, maar kwam nooit dichterbij dan een armlengte. En terwijl hij toch altijd blij was om me te zien, had ik altijd bij hem het gevoel dat hij zijn vrijheid zeer lief had, met alle risico’s van dien. En daarom heb ik tegen adoptie geadviseerd, zelfs nadat er iemand voor hem viel.
Ik beschrijf deze ervaring niet alleen om uit te leggen dat er in één nestje totaal verschillende karakters kunnen zitten, maar ook dat de vraag waar een hond beter af is, een lui leventje op de bank, of een vrij leven op straat, niet eenduidig beantwoord kan worden, het hang helemaal af van de individuele hond en diens omstandigheden.
Goede begeleiding
Een hond is gewoon nooit een onbeschreven blad, en alleen liefde is niet altijd genoeg om een fijne huishond te worden. Je hebt ook verstand nodig om je nieuwe hond te begeleiden. Verstand om te letten op ontsnappingsgevaar, verstand van het begeleiden van een tweedehandshond, die niet als puppy alles spelenderwijs heeft meegekregen, en die op andere wijze is gesocialiseerd. Naast liefde, die er vaak in overvloed is, heeft een hond ook behoefte aan geduld en rust om in zijn eigen tempo zijn rugzakje uit te pakken. En elke hond, niet alleen een buitenlandertje, heeft behoefte aan duidelijke regels en begrenzing.
Verschillende werelden
Het zijn twee zulk verschillende werelden. De ene wereld waarin een hond doorgaans erg vertroeteld wordt en als gezinslid wordt gezien, en de andere wereld waar de hond vaak een hard bestaan leidt en hij moet oppassen voor mensen. Ik kom uit de ene wereld, en heb 12 jaar ervaring in de Buitenlandsehondenwereld, als fostergezin en in de fondsenwerving voor een sterilisatieproject, en sinds enkele jaren woon ik in die andere wereld, in Roemenië, en stuur ik honden ter adoptie naar Nederland.
Standaardvraag in Nederland: ‘mag ik ‘m aaien?’. Standaardvraag in Roemenië: ‘Bijt ie?’.
Alhoewel ik ook jaren heb rondgereisd in Roemenië, heb meegedraaid met sterilisatieprojecten, en al het nodige had gezien, is het dagelijks geconfronteerd worden met dierenleed sinds ik er woon iets wat er stevig inhakt. Soort van mentale mishandeling voor een dierenliefhebber. Ik heb nog nooit van mijn leven zoveel dode honden gezien (dood door veel verschillende redenen, aanrijding, gedumpt, ziek, etc). En dan heb ik het nog niet eens over het beeld van straathonden, kettinghonden, loopse teven die door roedels honden worden belaagd, zoveel ziektebeelden die ik nog niet kende, en vooral veel, heel veel puppies. En - vloek – wat gaan er daar veel dood van (ongeveer 80%).
Met één been in de ene wereld, en één been in de andere wereld, hoe kijk ik aan tegen de geschiktheid van een buitenlandse hond voor adoptie?
Eerste selectie
In Roemenië maken de ‘rescuers’ (de mensen - doorgaans vrouwen - die de honden van straat oppakken) een keuze of de hond geschikt is voor adoptie. Soms wordt er niet eens nagedacht over ‘adoptability’, de hond is in nood, dus moet er een oplossing voor gezocht worden. Als zij nooit in een Westers land zijn geweest, is het voor hen heel moeilijk voor te stellen waar een hond aan zou moeten voldoen. Voor hen is het volstrekt normaal dat een hond een lage, afwachtende houding vertoont, en meer afkeer heeft van mannen. Een straathond is immers gewend om een steen naar zijn kop te krijgen of om een schop te krijgen. Leren lopen aan de lijn? Zindelijk maken in huis? Leren spelen met een balletje? Dat zit niet in het standaardrepertoire van de doorsnee rescuer omdat hun wereld heel anders is. Ook is er minder zicht op wat wel/niet snel wordt geadopteerd. In Nederland gaat in het algemeen jong, handzaam maatje, en fluffy vachtje sneller, terwijl de rescuer rustig de grote, zwarte hond met argwanend en waaks karakter op transport wil zetten. De bereisde, door de westerse wol geverfde rescuers hebben gelukkig een breder, meer westers, wereldbeeld gekregen.
Rassenkennis
In Nederland missen een deel van de organisaties juist het zicht op het land waarmee ze samenwerken. Nooit geweest, nooit gezien hoe mens en hond daar samenleven, en al helemaal geen sjoege van de inheemse rassen. Die schattige bolletjes wol zouden namelijk wel eens kunnen uitgroeien tot een kuddebewakersras, of een mix er van, en groot, waaks en zelfstandig van aard zijn. Ze horen het op te kunnen nemen tegen beren en wolven op zelfstandige wijze. Het zou tot aanbeveling strekken als de stichtingen zicht hebben op de nationale rassen van het land waar ze mee samen werken. Bijvoorbeeld van de Karakachan in Bulgarije. En in Roemenië betekent dat kennis nemen van de Ciobanesc Romanesc Mioritic, de Ciobanesc Romanesc Carpatin, de Ciobanesc Romanesc de Bucovina en de Ciobanesc Romanesc Corb. (Ciobanesc Romanesc betekent Roemeense herdershond). En als je dan een Bucovinapup (die 70/80 cm hoog kan worden en een serieuze waakhond is) laat adopteren door mensen die op een appartement zitten, dan is er toch echt iets fout gegaan, en ja, die moet dan herplaatst worden.
Of je leest deze advertentie: ‘Deze hond is vermoedelijk een Kaukasische Herder. Hij is enorm groot en pas 8 maanden. Het is een grote lieve pluizenbol, een enorme grote goedzak. Echt een schat!’
Nou, dat klinkt werkelijk als ‘adoptie-materiaal’. Not.
Gaan voor de perfecte match
Een goede stichting kiest dus in de eerste plaats zorgvuldig uit met welke rescuers ze samenwerken, om tot een goede selectie van honden te komen. Zie je bij bijna al hun honden staan dat ze leuk en lief zijn, dan kan dat betekenen dat ze hun werk uitstekend doen, en halen ze geen zeer angstige of agressieve honden naar Nederland. Maar het kan bij een prutorganisatie betekenen dat ze maar wat doen, en de hond niet erg eerlijk beschrijven.
De adoptant gaat echter niet vrijuit, die zou zich meer moeten gaan opstellen als mondige consument, en niet zomaar alles geloven. Zo vertelde iemand me over zijn geweldige hond, die, waar hij achteraf pas achter kwam, van een stichting kwam met een bedenkelijke reputatie. Vooraf op internet googelen is dus aan te bevelen. In het algemeen geldt: hoe meer vragen er over en weer worden gesteld, ja, je zou haast zeggen hoe moeilijker het is om aan die hond te komen, hoe beter de match gemaakt kan worden.
In het consumentenrecht heeft de verkoper een mededelingsplicht (ook verborgen gebreken noemen) en heeft de koper een onderzoeksplicht, zo zouden buitenlandsehondenorganisaties en adoptanten zich ook moeten gedragen.
Rugzakje met aanleg en ervaringen
En toch, dan komt die hond naar Nederland, misschien op supergoede wijze bemiddeld, misschien was het meer geluk dan wijsheid, of zelfs de methode ‘inladen en verkopen die handel’, dan komt het toch aan op de individuele hond en de individuele begeleiding.
De hond komt aan met een rugzakje met daarin een mix van erfelijke aanleg en opgedane ervaringen. Een hond heeft een genetische aanleg voor het doel waarvoor hij bestemd was (waken, jagen, hoeden, ongediertebestrijding, gezelschap, noem maar op). Met de mengelmoesjes van buitenlandertjes weet je uiteraard niet altijd wat er in zit.
Wat minder bekend is dat een angstige moeder ook angstige pups kan krijgen, ze zijn dan al genetisch belast, dus niet alleen door ervaringen getekend. Kennis over de fascinerende epigenetica (invloed van omgevingsfactoren op het genetisch materiaal) zal de komende jaren zeker groeien. Ik verwacht dat er in het nature-nurture debat een middenweg zal ontstaan, het is én aanleg én opgedane ervaringen.
Vrijheid blijheid?
Hoe sterk aanleg kan zijn, zag ik in een nestje van vier pups die bij een stationnetje werden geboren. Twee kortharige en twee fluffy pups waren het. De kortharige pups hadden een open karakter, de twee fluffy’s bleven schuw, ook na een periode van voeren. Een kortharig teefje werd uitgekozen voor adoptie, het kortharige reutje bleef daar. Ik stuur liever teefjes naar Nederland vanwege de ongewenste voortplanting, en de Roemenen kiezen juist reutjes, precies om dezelfde reden. Kort daarna werden er twee pups vergiftigd, het kortharige reutje en een fluffy teefje. Spijtig, spijtig. Het fluffy reutje groeide uit tot een schitterende hond, maar kwam nooit dichterbij dan een armlengte. En terwijl hij toch altijd blij was om me te zien, had ik altijd bij hem het gevoel dat hij zijn vrijheid zeer lief had, met alle risico’s van dien. En daarom heb ik tegen adoptie geadviseerd, zelfs nadat er iemand voor hem viel.
Ik beschrijf deze ervaring niet alleen om uit te leggen dat er in één nestje totaal verschillende karakters kunnen zitten, maar ook dat de vraag waar een hond beter af is, een lui leventje op de bank, of een vrij leven op straat, niet eenduidig beantwoord kan worden, het hang helemaal af van de individuele hond en diens omstandigheden.
Goede begeleiding
Een hond is gewoon nooit een onbeschreven blad, en alleen liefde is niet altijd genoeg om een fijne huishond te worden. Je hebt ook verstand nodig om je nieuwe hond te begeleiden. Verstand om te letten op ontsnappingsgevaar, verstand van het begeleiden van een tweedehandshond, die niet als puppy alles spelenderwijs heeft meegekregen, en die op andere wijze is gesocialiseerd. Naast liefde, die er vaak in overvloed is, heeft een hond ook behoefte aan geduld en rust om in zijn eigen tempo zijn rugzakje uit te pakken. En elke hond, niet alleen een buitenlandertje, heeft behoefte aan duidelijke regels en begrenzing.